Als je eenmaal verse bonen in je moestuin hebt gekweekt, wil je dat elk jaar doen. Niets smaakt lekkerder en het hoort bij een heerlijke zomer. Lees alles over het kweken van bonen in je moestuin.
Soorten bonen
Er zijn verschillende soorten bonen die je kan kweken in je moestuin. Grofweg zijn er twee categorieen: de bonen die tegen kou kunnen en de bonen die juist van warmte houden. Bonen die tegen kou kunnen, worden al in maart in de volle grond geteeld. Dit zijn tuinbonen, peultjes, doperwtjes en capucijners. Deze peulvruchten kun je al eind mei en begin juni oogsten.
Sperziebonen, droogbonen en sojabonen kunnen niet tegen koude en vorst. Ze houden van warmte en daarom zaai je pas na half mei, als de IJsheiligen voorbij zijn. Bij sperziebonen zijn er drie soorten:
- Stokbonen
- Struikbonen
- Pronkbonen
Stokbonen groeien omhoog, tot meer dan 2 meter. Snijbonen, sperziebonen en spekbonen horen tot deze klimmers. Ze hebben een structuur nodig, om omheen te ranken: stokken, touwen of een paal. Als de uitlopers langer worden dan 2 meter, leid ze dan opzij of omlaag, anders is het lastig plukken.
Struikbonen zijn lage bonen, die sneller een oogst geven dan stokbonen. De bonen groeien in een relatief korte periode en daarna komen er geen nieuwe bonen meer. Stokbonen blijven wel groeien en nieuwe opbrengst geven.
Bij droogbonen en tuinbonen eet je de zaden in de peul en niet de peul zelf.
Pronkbonen zijn van een heel andere soort. Ze kunnen beter tegen natte omstandigheden.
Groeiplaats
Alle bonen groeien graag op een warme plek met veel zon. Ze kunnen niet tegen natte voeten, maar mogen ook niet te droog staan. De grond is het liefst niet te zuur. Bonen groeien goed op compost. Geef ze niet veel mest, want dan maken ze vooral bladeren en relatief weinig bonen.
Bovendien zijn bonen net als alle vlinderbloemigen in staat om zelf stikstof als voedingsstof te maken. In knobbeltjes in de wortels van de plant, worden bepaalde bacterieën verbonden met de wortels van de plant. Deze bacterieën maken stikstof. Bonen verbeteren de grond en kunnen daardoor met weinig mest goed groeien.
Struikbonen groeien dicht bij de grond en hebben dus meer plek nodig. Reken op minstens 60 cm per plant. Struikbonen zijn door hun lage groeiwijze ook gevoeliger voor schimmels.
Plant rondom je bonen dille, dat houdt de bladluizen weg. Naast bladluizen hebben ook slakken en vliegjes een voorkeur voor bonen. Je kan deze dieren bestrijden, bijvoorbeeld met brandnetelgier. Of het aan de natuur over laten en ervoor zorgen dat de biodiversiteit in orde is in jouw tuin. Dan eten de lieveheersbeestjes genoeg bladluizen om je bonen ongehinderd te laten groeien.
Door de bonen binnen voor te kiemen, zijn ze al minder kwetsbaar voor deze plagen.
Tips voor het zaaien van bonen
Met het Nederlandse klimaat, is het soms lastig om bonen goed door de eerste weken te krijgen. Het is vaak nat en koud. Een eerste tip is daarom: binnen voorzaaien. Zaai in potjes en zet de kleine plantjes pas na half mei in de grond.
Een tweede tip: week de bonen een nacht in lauw water. Zo kiemen ze veel sneller na het planten.
Een derde tip is, om elke 2 weken opnieuw een aantal zaden planten. Zo krijg je steeds nieuwe planten die onder andere omstandigheden groeien. Er zitten er vast wel een aantal bij die de juiste groei door maken. In een succesvol jaar overleven veel plantjes het. Dan is het voordeel, dat je een langer bonenseizoen hebt, soms wel tot november!
Als je zaait in de volle grond, maak dan zaaigeultjes. Plant de zaden met een tussenruimte van 10 cm. Dek de geultjes af met ongeveer 3 cm grond en geef voldoende water. Bij stambonen houd je een rijafstand aan van 45 cm, bij stokbonen zelfs 75 cm ruimte tussen de rijen.
Tuinbonen zaai je, door enkele bonen in 1 plantgat te doen. Je kan ze in maart zaaien, voorzaaien in februari of zelf al eind oktober zaaien. Als je ze in de herfst zaait, ontkiemt het zaad al. In de winter groeien de plantjes niet, maar in het voorjaar hebben ze een voorsprong op andere plantjes. Ze groeien dan snel uit en je hebt een vroege oogst.
De verzorging
Bij warm en droog weer geef je bij voorkeur om de dag water: bonen doen het niet goed als de grond te vochtig wordt. Hou de bedden vrij van onkruid. Let op bladluizen, vooral de zwarte bladluis richt veel schade aan. Als het snel erger wordt, kan je de toppen eruit knippen. Daar zit de meeste bladluis.
Oogsten
Als de peulen groot genoeg zijn en stevig aanvoelen, is het tijd om te oogsten. Breek de bonen van de plant zonder de stelen te scheuren. Trek de peulen langs de plant naar beneden.
Bonen oogst je meerdere keren. Je begint met de bonen, die als eerste zijn gegroeid en het dikst zijn. Bij stokbonen werk je op deze manier vanaf de grond naar boven. Omdat bonen vers het lekkerst zijn, oogst je alleen wat je nodig hebt voor het eten.
Tuinbonen zijn leuk om te kweken en lekker om te eten. Je eet niet de peul, maar de boon in de schil. De boon kan nog een keer van zijn schil worden ontdaan, dat heet dubbel gedopt. Tuinbonen zijn ook rauw te eten en tof om te kweken.
Bonenrassen
Er zijn heel veel bonenrassen. Een tip is, om bij sperziebonen te kiezen voor bonen zonder draad. Deze zijn zacht en goed eetbaar, zonder taaie rand of harde draad. Ook kan je kiezen voor een bijzonder kleurtje. Er zijn naast groene ook paarse of zwarte peulen. Bijvoorbeeld: Carminat, Amethist en Sequoia.
Omdat we in de winkel al genoeg gewone groene sperziebonen kunnen kopen, is het ook leuk om een spekboon te kweken. Deze zijn iets dikker en groter en de smaak is iets meer van een witte boon. Een mooie spekboon is het ras Neckarkönigin. Ook pronkbonen zijn interessant vanwege de mooi gekleurde bloemen. Deze bloemen zijn bovendien eetbaar.Bijvoorbeeld Riley met zalmroze bloemen, Snowstorm en Moonlight (witbloeiend) en Firestorm met rode bloemen. (roodbloeiend), Moonlight (witbloeiend) en Saint George (rood/witbloeiend).
Voor de ‘gewone’ groene sperzieboon zijn de rassen Prelude, Argus, Cobra en Pastoral (met extra lange peulen) favorieten.
Tuinbonen om te kweken zijn Crimson Flowered, Aquadulce (winterzaaier) en Monica.